ВУЗ:
Составители:
Рубрика:
50
Kinderen, dit is Marieke. Els, wil jij haar vandaag helpen? Vertel haar maar
hoe alles gaat en waar alles ligt. Jij bent vandaag haar gids.”
Els knikt. Ze kijkt Marieke vriendelijk aan. Els vindt het leuk om gids te zijn.
Ook Daan zit al op zijn nieuwe plekje. Hij zit bij juf Margriet. Daan vindt haar
erg mooi. Ze heeft heel lang, blond haar.
Er zijn nog vijf dames in de klas. Dat zijn moeders. Bij elk groepje zit er ййn.
Als het nodig is, helpt ze de kinderen. Dat vindt Daan het leukste van deze
school. Moeders mogen daar ook komen.
Als mama hem weer komt halen, vraagt hij: “Mam, wil je nog wat leren? Je
mag bij mij in de klas komen. Bij onze tafel is nog een stoel vrij.”
Dat wil moeder best!
HUISWERK
1. Woordenlijst:
de juf - учительница (начальных классов), воспитательница (в дет. саду);
aardig - хороший, милый; aardig zijn (voor) - хорошо относиться (к); iemand
voor/stellen – представлять кого-л.; een drukke straat – оживлённая улица; de
straat over/steken - переходить улицу; de klaar-over - помощник при переходе
улицы; oranje - оранжевый; de klas – класс; aan/kijken (keek aan / keken aan,
aangekeken) - смотреть (на): hij sprak met haar, maar keek haar niet aan; vriende-
lijk – дружелюбный; blond – белокурый, светловолосый; de dame (-s) - дама;
elk - каждый; nodig - необходимый: ik heb een woordenboek ~; dat is helemaal
niet ~; zo nodig kan hij dat doen - если нужно, то он может это сделать; leren –
учить(ся).
2. Schrijf de vormen van de volgende regelmatige werkwoorden op:
wonen, voor/stellen, hopen, halen, leren, knikken.
3. Zoek in je woordenboek de vormen van de volgende sterke en onregelmatige
werkwoorden op:
weten, over/steken, zullen, helpen, liggen, zitten, vragen, mee/gaan, aan/kijken.
4. Antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn Marieke en Daan een beetje bang als ze voor het eerst naar de nieuwe school
gaan? 2. Wonen ze ver weg van de nieuwe school? 3. Waarom is het beter als je
dichtbij je school woont? (veel tijd besparen, met de bus gaan, hoeven). 4. Waarom
gaat mama met Daan en Marieke mee? 5. Wat doen de klaar-overs? 6. Welke kleur
hebben de jassen van de klaar-overs? Waarom? 7. Waarom is mama al een keer op de
nieuwe school geweest? 8. Waarom wil mama Marieke en Daan van school komen
halen? Weten ze de weg niet? 9. Hoe laat begint
de school (/ beginnen de lessen)?
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Kinderen, dit is Marieke. Els, wil jij haar vandaag helpen? Vertel haar maar
hoe alles gaat en waar alles ligt. Jij bent vandaag haar gids.”
Els knikt. Ze kijkt Marieke vriendelijk aan. Els vindt het leuk om gids te zijn.
Ook Daan zit al op zijn nieuwe plekje. Hij zit bij juf Margriet. Daan vindt haar
erg mooi. Ze heeft heel lang, blond haar.
Er zijn nog vijf dames in de klas. Dat zijn moeders. Bij elk groepje zit er ййn.
Als het nodig is, helpt ze de kinderen. Dat vindt Daan het leukste van deze
school. Moeders mogen daar ook komen.
Als mama hem weer komt halen, vraagt hij: “Mam, wil je nog wat leren? Je
mag bij mij in de klas komen. Bij onze tafel is nog een stoel vrij.”
Dat wil moeder best!
HUISWERK
1. Woordenlijst:
de juf - учительница (начальных классов), воспитательница (в дет. саду);
aardig - хороший, милый; aardig zijn (voor) - хорошо относиться (к); iemand
voor/stellen – представлять кого-л.; een drukke straat – оживлённая улица; de
straat over/steken - переходить улицу; de klaar-over - помощник при переходе
улицы; oranje - оранжевый; de klas – класс; aan/kijken (keek aan / keken aan,
aangekeken) - смотреть (на): hij sprak met haar, maar keek haar niet aan; vriende-
lijk – дружелюбный; blond – белокурый, светловолосый; de dame (-s) - дама;
elk - каждый; nodig - необходимый: ik heb een woordenboek ~; dat is helemaal
niet ~; zo nodig kan hij dat doen - если нужно, то он может это сделать; leren –
учить(ся).
2. Schrijf de vormen van de volgende regelmatige werkwoorden op:
wonen, voor/stellen, hopen, halen, leren, knikken.
3. Zoek in je woordenboek de vormen van de volgende sterke en onregelmatige
werkwoorden op:
weten, over/steken, zullen, helpen, liggen, zitten, vragen, mee/gaan, aan/kijken.
4. Antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn Marieke en Daan een beetje bang als ze voor het eerst naar de nieuwe school
gaan? 2. Wonen ze ver weg van de nieuwe school? 3. Waarom is het beter als je
dichtbij je school woont? (veel tijd besparen, met de bus gaan, hoeven). 4. Waarom
gaat mama met Daan en Marieke mee? 5. Wat doen de klaar-overs? 6. Welke kleur
hebben de jassen van de klaar-overs? Waarom? 7. Waarom is mama al een keer op de
nieuwe school geweest? 8. Waarom wil mama Marieke en Daan van school komen
halen? Weten ze de weg niet? 9. Hoe laat begint de school (/ beginnen de lessen)?
50
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Страницы
- « первая
- ‹ предыдущая
- …
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- …
- следующая ›
- последняя »
