Lectuur voor beginners: Книга для домашнего чтения по нидерландскому языку. Пода И.З - 8 стр.

UptoLike

Составители: 

8
2. Aanvullende woordenlijst (дополнительный список слов):
zoeken искать; vinden находить; zeggen сказать; krijgen получать; miss-
chien возможно, может быть; hoeven: hij hoeft niet te komen ему не надо (/
можно и не) приходить.
3. Goed of fout (правильно или неправильно)?
1. Henk is groot en gaat al naar school. 2. Fik is de hond van Henk. 3. Henk gaat
naar school en ziet Fik. 4. Fik zoekt (ищет) oom Piet. 5. Maandag wordt Henk zes.
6. Mama wil Henk een hond geven.
4. Antwoord op de volgende vragen (ответь на следующие вопрсы):
1. Waar komt Henk vandaan? 2. Wat ziet hij op straat? 3. Is Fik ver van zijn huis?
Mag dat? 4. Mama ziet Henk en Fik. Wat zegt ze? 5. Zoekt oom Piet zijn hond? Waar
vindt hij hem? 6. Wil Fik naar huis? 7. Hoe oud is Fik? 8. En hoe oud is Henk?
9.
Hoe oud wordt Henk maandag? 10. Is het maandag feest? 11. Wil Henk een hond
hebben? 12. Krijgt hij een hond?
5. Modale hulpwerkwoorden kunnen - мочь, willen - хотеть, moeten - быть долж-
ным, mogen -иметь разрешение, мочь, zullen - быть должным (редко), вспом.
глагол для образования будущего времени:
ik kan wil moet mag zal
jij kunt (kan) wilt (wil) moet mag zult (zal)
u kunt (kan) wilt (wil) moet mag zult (zal)
hij, zij, het kan wil moet mag zal
wij kunnen willen moeten mogen zullen
jullie kunnen willen moeten mogen zullen
u kunt (kan) wilt (wil) moet mag zult (zal)
zij kunnen willen moeten mogen zullen
6. Vertaal in het Russisch:
Kan dat? Moet dat? Mag dat? Dat kan. Dat moet. Dat mag. Dat kan niet. Dat mag niet.
Dat moet niet. Dat hoeft niet. Dat zal wel.
2. FEEST
Henk springt uit zijn bed. Mama, ik ben jarig. Ik ben zeven jaar!”
Mama geeft Henk een zoen. En dit is voor jou. Van Lies, van Jan en van mij.
Pak maar eens uit.”
BlokkenWat fijn, mam. Nu maak ik een hok en een huis. Dank je, mam.”
Om vier uur gaat de bel. Henk rent naar de deur. Het is Ellie. Ellie komt op het
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
                      2. Aanvullende woordenlijst (дополнительный список слов):
                      zoeken – искать; vinden – находить; zeggen – сказать; krijgen – получать; miss-
                      chien – возможно, может быть; hoeven: hij hoeft niet te komen – ему не надо (/
                      можно и не) приходить.

                      3. Goed of fout (правильно или неправильно)?
                      1. Henk is groot en gaat al naar school. 2. Fik is de hond van Henk. 3. Henk gaat
                      naar school en ziet Fik. 4. Fik zoekt (ищет) oom Piet. 5. Maandag wordt Henk zes.
                      6. Mama wil Henk een hond geven.

                      4. Antwoord op de volgende vragen (ответь на следующие вопрсы):
                      1. Waar komt Henk vandaan? 2. Wat ziet hij op straat? 3. Is Fik ver van zijn huis?
                      Mag dat? 4. Mama ziet Henk en Fik. Wat zegt ze? 5. Zoekt oom Piet zijn hond? Waar
                      vindt hij hem? 6. Wil Fik naar huis? 7. Hoe oud is Fik? 8. En hoe oud is Henk?
                      9. Hoe oud wordt Henk maandag? 10. Is het maandag feest? 11. Wil Henk een hond
                      hebben? 12. Krijgt hij een hond?

                      5. Modale hulpwerkwoorden kunnen - мочь, willen - хотеть, moeten - быть долж-
                      ным, mogen -иметь разрешение, мочь, zullen - быть должным (редко), вспом.
                      глагол для образования будущего времени:

                      ik                kan          wil          moet      mag        zal
                      jij               kunt (kan)   wilt (wil)   moet      mag        zult (zal)
                      u                 kunt (kan)   wilt (wil)   moet      mag        zult (zal)
                      hij, zij, het    kan           wil          moet      mag        zal
                      wij               kunnen       willen       moeten    mogen      zullen
                      jullie           kunnen        willen       moeten    mogen      zullen
                      u                 kunt (kan)   wilt (wil)   moet      mag        zult (zal)
                      zij               kunnen       willen       moeten    mogen      zullen

                      6. Vertaal in het Russisch:
                      Kan dat? Moet dat? Mag dat? Dat kan. Dat moet. Dat mag. Dat kan niet. Dat mag niet.
                      Dat moet niet. Dat hoeft niet. Dat zal wel.


                                                         2. FEEST

                      Henk springt uit zijn bed. “Mama, ik ben jarig. Ik ben zeven jaar!”
                      Mama geeft Henk een zoen. “En dit is voor jou. Van Lies, van Jan en van mij.
                      Pak maar eens uit.”
                      “Blokken…Wat fijn, mam. Nu maak ik een hok en een huis. Dank je, mam.”
                      Om vier uur gaat de bel. Henk rent naar de deur. Het is Ellie. Ellie komt op het
                                                                                                       8




PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com