Lectuur voor beginners: Книга для домашнего чтения по нидерландскому языку. Пода И.З - 11 стр.

UptoLike

Составители: 

11
2. Aanvullende woordenlijst:
de fiets neer/zetten: waar kan ik hier mijn fiets neerzetten? где я могу поставить
свой велосипед?; de jas aan/doen - одевать куртку; blaffen - лаять; mee/brengen
- приносить; dat союз что.
de moeder мама, мать; de mama; de mamma (детск. язык или обращение в
семье); de mammie (детск. язык или в языке взрослых при обращении к детям:
Is je mammie thuis?); (de) mam (детск. язык); (de) mams (фамильярное);
de vader отец; de papa; de pappa; de pappie; (de) pap; (de) paps.
3. Kies het juiste antwoord (выбери правильный ответ):
1. In de tekst staat dat (В тексте говорится, что)
a) oom Piet weggaat, b) mama de deur opendoet, c) Henk de deur opendoet.
2. Oom Piet komt
a) op het feest, b) op de fiets, c) op dinsdag (вторник).
3. In de doos zit
a) een kat (кошка), b) een hond, c) een boot.
4. In de doos zit ook
a) een jas, b) kaas (сыр), c) een mand.
5. Wie wil een riem voor de hond kopen?
a) mama, b) oom Piet, c) Henk.
4. Antwoord op de volgende vragen:
1. Wie komt er op het feest? 2. Wat brengt oom Piet mee? 3
. Wat zit er in de doos?
4.
Hoe noemt Henk de hond? 5. Wat zit er verder (/nog meer) in die doos? 6. Wat wil
mama kopen? 7. Geeft Kas Henk een poot? 8. Is Henk blij met zijn cadeau?
5. Vul de juiste vorm van het werkwoord in (Вставь глагол в правильной форме):
De bel (gaan). Henk de deur (opendoen). Oom Piet op het feest (komen).
Hij een doos (mee/brengen). Oom en Henk het touw (los/maken). In de
doos een hond en een mand (zitten). Daar Henk erg blij mee (zijn). Henk de
hond Kas (noemen). Mama een riem voor de hond kopen (willen). Dan Henk
Kas aan de riem uitlaten (kunnen). De hond rond (lopen) en (blaffen). Henk
het een leuk feest (vinden).
6. Vertaal in het Nederlands:
1. Поставь свой велосипед здесь. 2. Она одевает свою куртку. 3. Хенк получает
от дяди Пита в подарок собаку. 4. Собака громко (hard) лает. 5. Какой
хороший (leuk) праздник! 6. Что ты слышишь? 7. Он очень (erg) рад этому
подарку.
7. Vertel de tekst na.
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
                      2. Aanvullende woordenlijst:
                      de fiets neer/zetten: waar kan ik hier mijn fiets neerzetten? – где я могу поставить
                      свой велосипед?; de jas aan/doen - одевать куртку; blaffen - лаять; mee/brengen
                      - приносить; dat – союз что.
                      de moeder – мама, мать; de mama; de mamma (детск. язык или обращение в
                      семье); de mammie (детск. язык или в языке взрослых при обращении к детям:
                      Is je mammie thuis?); (de) mam (детск. язык); (de) mams (фамильярное);
                      de vader – отец; de papa; de pappa; de pappie; (de) pap; (de) paps.

                      3. Kies het juiste antwoord (выбери правильный ответ):
                      1. In de tekst staat dat (В тексте говорится, что)
                      a) oom Piet weggaat, b) mama de deur opendoet, c) Henk de deur opendoet.
                      2. Oom Piet komt
                      a) op het feest, b) op de fiets, c) op dinsdag (вторник).
                      3. In de doos zit
                      a) een kat (кошка), b) een hond, c) een boot.
                      4. In de doos zit ook
                      a) een jas, b) kaas (сыр), c) een mand.
                      5. Wie wil een riem voor de hond kopen?
                      a) mama, b) oom Piet, c) Henk.

                      4. Antwoord op de volgende vragen:
                      1. Wie komt er op het feest? 2. Wat brengt oom Piet mee? 3. Wat zit er in de doos?
                      4. Hoe noemt Henk de hond? 5. Wat zit er verder (/nog meer) in die doos? 6. Wat wil
                      mama kopen? 7. Geeft Kas Henk een poot? 8. Is Henk blij met zijn cadeau?

                      5. Vul de juiste vorm van het werkwoord in (Вставь глагол в правильной форме):
                      De bel … (gaan). Henk … de deur … (opendoen). Oom Piet … op het feest (komen).
                      Hij … een doos … (mee/brengen). Oom en Henk … het touw … (los/maken). In de
                      doos … een hond en een mand (zitten). Daar … Henk erg blij mee (zijn). Henk … de
                      hond Kas (noemen). Mama … een riem voor de hond kopen (willen). Dan … Henk
                      Kas aan de riem uitlaten (kunnen). De hond … rond (lopen) en … (blaffen). Henk …
                      het een leuk feest (vinden).

                      6. Vertaal in het Nederlands:
                      1. Поставь свой велосипед здесь. 2. Она одевает свою куртку. 3. Хенк получает
                      от дяди Пита в подарок собаку. 4. Собака громко (hard) лает. 5. Какой
                      хороший (leuk) праздник! 6. Что ты слышишь? 7. Он очень (erg) рад этому
                      подарку.

                      7. Vertel de tekst na.



                                                                                                      11




PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com