ВУЗ:
Составители:
Рубрика:
177
“Natuurlijk krijg je dat,” zei het meisje. Pinokkio dronk gulzig van het water.
“Heb je misschien ook honger?” vroeg het meisje. “Als je me helpt deze em-
mers met water naar huis te dragen, zal ik je brood en vlees geven.”
“Eigenlijk heb ik een hekel aan werken,” zei Pinokkio. Maar omdat hij hon-
ger had, besloot hij het toch maar te doen. “Geef mij de kleinste emmer maar,”
zei hij tegen het meisje.
Toen ze in haar huis waren aangekomen, gaf het meisje Pinokkio brood en
vlees… en een heerlijke pudding. Pinokkio at alles op. Toen pas keek hij eens
goed naar het meisje, dat intussen haar hoofddoek had afgedaan… en zag…
“Maar u bent de fee!” riep Pinokkio blij. “U leeft. Ik dacht dat ik u nooit meer
terug zou zien, net als mijn vader. Ik ben zo ongelukkig geweest. Mag ik
alstublieft bij u blijven?” Pinokkio sloeg zijn armen om de fee heen en liet
zijn hoofd op haar schouders rusten. De fee glimlachte, streelde hem over zijn
haren en gaf hem een kus.
“Ik ben ook heel blij jou weer te zien,” zei ze. “Natuurlijk mag je bij me
blijven. Maar dan moet je wel braaf zijn. Beloof je dat?”
OPDRACHTEN (2)
1. Luister naar de tekst en antwoord op de vragen van uw docent.
2. Lees de tekst. Kijk de woordenlijst door en zoek de woorden die u niet kent in
uw woordenboek op: neerstrijken, bouwen, uitvaren, opstijgen, omverblazen, oms-
laan, omverslaan, onweren, uitgeput, de haai, staan: alleen op de wereld ~, de weg
aflopen, gulzig, de hekel: een ~ hebben (aan), de pudding, afdoen, strelen, de heer: een
mooi heer! (хорош гусь!), zuinig, spaarzaam, opnoemen: en noem maar op, er is te
veel om op te noemen, de firma, hij is een sympathiek iemand (он симпатичный
человек), wat is hij voor iemand?
3. Deel de tekst in. Schrijf de sleutelwoorden op. Vertel de tekst met behulp van
uw indeling en de sleutelwoorden na.
4. Maak zinnen met de volgende woorden:
aardig, aflopen, de baan, bedoelen, het cafй, daarvandaan, duiken, eruitzien, de ex-
cuus, fris, goedmaken, de heleboel, juist, het kattenkwaad, kwijtraken, laten uitspre-
ken, lusten, meemaken, neerzetten, opknappen, het plan, rekenen, schoonmaken, de
steek, de trek, uitrusten, verbaasd, vies, vriendelijk, de wandeling, zeker.
5. Vertaal in het Nederlands:
1. Я же тебе говорила, что не удастся. Не надо было этого делать. Надо было
меня слушаться. 2. Если бы он не спас ребёнка, тот бы утонул. 3. Когда же он
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
“Natuurlijk krijg je dat,” zei het meisje. Pinokkio dronk gulzig van het water.
“Heb je misschien ook honger?” vroeg het meisje. “Als je me helpt deze em-
mers met water naar huis te dragen, zal ik je brood en vlees geven.”
“Eigenlijk heb ik een hekel aan werken,” zei Pinokkio. Maar omdat hij hon-
ger had, besloot hij het toch maar te doen. “Geef mij de kleinste emmer maar,”
zei hij tegen het meisje.
Toen ze in haar huis waren aangekomen, gaf het meisje Pinokkio brood en
vlees… en een heerlijke pudding. Pinokkio at alles op. Toen pas keek hij eens
goed naar het meisje, dat intussen haar hoofddoek had afgedaan… en zag…
“Maar u bent de fee!” riep Pinokkio blij. “U leeft. Ik dacht dat ik u nooit meer
terug zou zien, net als mijn vader. Ik ben zo ongelukkig geweest. Mag ik
alstublieft bij u blijven?” Pinokkio sloeg zijn armen om de fee heen en liet
zijn hoofd op haar schouders rusten. De fee glimlachte, streelde hem over zijn
haren en gaf hem een kus.
“Ik ben ook heel blij jou weer te zien,” zei ze. “Natuurlijk mag je bij me
blijven. Maar dan moet je wel braaf zijn. Beloof je dat?”
OPDRACHTEN (2)
1. Luister naar de tekst en antwoord op de vragen van uw docent.
2. Lees de tekst. Kijk de woordenlijst door en zoek de woorden die u niet kent in
uw woordenboek op: neerstrijken, bouwen, uitvaren, opstijgen, omverblazen, oms-
laan, omverslaan, onweren, uitgeput, de haai, staan: alleen op de wereld ~, de weg
aflopen, gulzig, de hekel: een ~ hebben (aan), de pudding, afdoen, strelen, de heer: een
mooi heer! (хорош гусь!), zuinig, spaarzaam, opnoemen: en noem maar op, er is te
veel om op te noemen, de firma, hij is een sympathiek iemand (он симпатичный
человек), wat is hij voor iemand?
3. Deel de tekst in. Schrijf de sleutelwoorden op. Vertel de tekst met behulp van
uw indeling en de sleutelwoorden na.
4. Maak zinnen met de volgende woorden:
aardig, aflopen, de baan, bedoelen, het cafй, daarvandaan, duiken, eruitzien, de ex-
cuus, fris, goedmaken, de heleboel, juist, het kattenkwaad, kwijtraken, laten uitspre-
ken, lusten, meemaken, neerzetten, opknappen, het plan, rekenen, schoonmaken, de
steek, de trek, uitrusten, verbaasd, vies, vriendelijk, de wandeling, zeker.
5. Vertaal in het Nederlands:
1. Я же тебе говорила, что не удастся. Не надо было этого делать. Надо было
меня слушаться. 2. Если бы он не спас ребёнка, тот бы утонул. 3. Когда же он
177
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Страницы
- « первая
- ‹ предыдущая
- …
- 175
- 176
- 177
- 178
- 179
- …
- следующая ›
- последняя »
