ВУЗ:
Составители:
Рубрика:
190
Zijn hartje begon twee maal zo snel te kloppen en hij begon naar de rots te
zwemmen.
Maar opeens zag hij de wijdopengesperde bek van een enorme vis, met daarin
drie rijen grote scherpe tanden. Pinokkio probeerde weg te zwemmen. Hij
schreeuwde om hulp. Het blauwe geitje riep angstig: “Zwem vlug weg, Pi-
nokkio, anders zal de haai je opeten.” Maar het was al te laat! De reusachtige
kaken van de haai sloten zich om Pinokkio. Toen werd het heel donker en
Pinokkio voelde dat hij langzaam door de keel van de haai gleed.
Wat was het donker en nat in de buik van de haai. Pinokkio was heel erg bang
en hij durfde zich bijna niet te bewegen. Af en toe hoorde hij een brommend
geluid en dan was het alsof er een windvlaag langs zijn gezicht gleed.
De arme Pinokkio voelde zich zo ellendig, dat hij begon te schreeuwen: “Help!
Help! Kan iemand me redden?”
“Niemand kan je redden,” hoorde hij een zachte stem zeggen. “Je zit in de
buik van de haai en je komt er niet meer uit.”
“Wie… wie is daar?” stotterde Pinokkio, want hij trilde van angst.
“Ik ben het, de tonijn. Ik ben ook door de haai opgegeten. Maar ik huil of
schreeuw niet. Want ik ben blij dat ik door een andere vis ben opgegeten en
niet door mensen. Ik ga het boek eens inkijken dat ik in de maag van de haai
heb gevonden.”
“Maar ik wil eruit!” zei Pinokkio. “Hoe groot is deze haai en waar is de uit-
gang?”
“Er is geen uitgang,” zei de tonjin.
Op dat ogenblik zag Pinokkio in de verte een heel klein lichtje. Hij nam afsc-
heid van de tonijn en begon in de richting van het lichtje te lopen. Het duurde
een hele tijd voordat hij het lichtje had bereikt. Wat hij toen zag… Hij kon
zijn ogen niet geloven…
Hij zag een oude man met een lange witte baard. De man zat aan een tafel
waarop een brandende kaars in een fles stond. Opeens zag Pinokkio wie de
oude man was. Het was Gepetto de houtsnijder, zijn vader!
“Vader, vader!” riep hij. “Eindelijk heb ik je gevonden.” En hij holde naar
Gepetto toe.
De oude man keek hem ongelovig aan. “Bedriegen mijn oude ogen mij niet?
Ben jij het echt, Pinokkio? Ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien.” Hij
sloeg zijn armen om Pinokkio en hield hem stevig vast. “Ik zit al twee jaar in
de maag van de haai,” zei hij. “Sinds de dag dat mijn bootje omsloeg. Ik zag
nog dat de witte duif je op het strand neerzette. Ik probeerde terug te zwem-
men naar de kust, maar toen werd ik door de haai opgegeten.”
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Zijn hartje begon twee maal zo snel te kloppen en hij begon naar de rots te
zwemmen.
Maar opeens zag hij de wijdopengesperde bek van een enorme vis, met daarin
drie rijen grote scherpe tanden. Pinokkio probeerde weg te zwemmen. Hij
schreeuwde om hulp. Het blauwe geitje riep angstig: “Zwem vlug weg, Pi-
nokkio, anders zal de haai je opeten.” Maar het was al te laat! De reusachtige
kaken van de haai sloten zich om Pinokkio. Toen werd het heel donker en
Pinokkio voelde dat hij langzaam door de keel van de haai gleed.
Wat was het donker en nat in de buik van de haai. Pinokkio was heel erg bang
en hij durfde zich bijna niet te bewegen. Af en toe hoorde hij een brommend
geluid en dan was het alsof er een windvlaag langs zijn gezicht gleed.
De arme Pinokkio voelde zich zo ellendig, dat hij begon te schreeuwen: “Help!
Help! Kan iemand me redden?”
“Niemand kan je redden,” hoorde hij een zachte stem zeggen. “Je zit in de
buik van de haai en je komt er niet meer uit.”
“Wie… wie is daar?” stotterde Pinokkio, want hij trilde van angst.
“Ik ben het, de tonijn. Ik ben ook door de haai opgegeten. Maar ik huil of
schreeuw niet. Want ik ben blij dat ik door een andere vis ben opgegeten en
niet door mensen. Ik ga het boek eens inkijken dat ik in de maag van de haai
heb gevonden.”
“Maar ik wil eruit!” zei Pinokkio. “Hoe groot is deze haai en waar is de uit-
gang?”
“Er is geen uitgang,” zei de tonjin.
Op dat ogenblik zag Pinokkio in de verte een heel klein lichtje. Hij nam afsc-
heid van de tonijn en begon in de richting van het lichtje te lopen. Het duurde
een hele tijd voordat hij het lichtje had bereikt. Wat hij toen zag… Hij kon
zijn ogen niet geloven…
Hij zag een oude man met een lange witte baard. De man zat aan een tafel
waarop een brandende kaars in een fles stond. Opeens zag Pinokkio wie de
oude man was. Het was Gepetto de houtsnijder, zijn vader!
“Vader, vader!” riep hij. “Eindelijk heb ik je gevonden.” En hij holde naar
Gepetto toe.
De oude man keek hem ongelovig aan. “Bedriegen mijn oude ogen mij niet?
Ben jij het echt, Pinokkio? Ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien.” Hij
sloeg zijn armen om Pinokkio en hield hem stevig vast. “Ik zit al twee jaar in
de maag van de haai,” zei hij. “Sinds de dag dat mijn bootje omsloeg. Ik zag
nog dat de witte duif je op het strand neerzette. Ik probeerde terug te zwem-
men naar de kust, maar toen werd ik door de haai opgegeten.”
190
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Страницы
- « первая
- ‹ предыдущая
- …
- 188
- 189
- 190
- 191
- 192
- …
- следующая ›
- последняя »
