Lectuur voor beginners: Книга для домашнего чтения по нидерландскому языку. Пода И.З - 35 стр.

UptoLike

Составители: 

35
себе; aan/trekken одевать; de kleren (meervoud) одежда; zich wassen
умываться, мыться; vast - наверняка; het (/de) gordijn занавеска, гардина;
dicht закрытый, густой; ze zouden hier naar binnen kunnen kijken они
смогли бы заглядывать сюда; ingepakt упакованный; leunen опереться,
высунуться; de duif голубь; de buurman сосед; die отн. мест.: который,
которая, которые; de rand край; meteen сразу же; het krat ( в устной речи
чаще: de krat) ящик (с ячейками для бутылок); de stoep крыльцо; het la-
waai шум, гам; voor de laatste keer в последний раз.
2. Aanvullende woordenlijst:
wakker maken будить; wekken будить; de chauffeur шофёр.
3. Goed of fout?
1. Marieke houdt veel van honden. 2. Daan staat altijd vroeg op. 3. Daan wast zich
niet iedere dag. 4. In de kamer van Daan en Marieke zijn de gordijnen dicht. Niemand
kan er naar binnen kijken. 5. De kratten worden zachtjes op de stoep gezet. 6. Mama
maakt voor de laatste keer in dit huis het avondeten klaar. 7. De melkauto maakt veel
lawaai.
4. Wederkerende werkwoorden:
ik was me wij wassen ons
jij wast je jullie wassen je
u wast zich (/u) u wast zich (/u)
hij, zij, het wast zich zij wassen zich
5. Stel vragen over de tekst en antwoord erop:
1. Waarom, Marieke, verbaasd, zijn, als ze wakker wordt? 2. Waarom, de muren,
kaal, zijn? 3. Daan en Marieke, h
ouden, de dieren, van? 4. Daan, slapen, graag,
lang? 5.
Marieke, maken, wakker, Daan? 6. Waarom, Daan, zijn kleren, aan/trekken,
snel? 7. Waarom, zich wassen, Daan, niet, vandaag? 8. Wat, Daan en Marieke, zien
en horen, op, de straat? 9. Waarom, er, zijn, lawaai? 10. Wat, Marieke en Daan, doen,
voor de laatste keer, in, huis, hun?
6. Vertel de tekst na.
7. Vertaal in het Nederlands:
1. Марике рано просыпается, так как её семья сегодня переезжает в новый
дом. 2. Сначала она умывается, а потом [+она] одевается. 3. Дан ещё спит,
поэтому Марике будит его. 4. Дан быстро встаёт, так как [+он] не хочет
опоздать. 5. Он не умывается, но мама этого не замечает, так как у неё много
дел по дому. 6. Мама зовёт их, поэтому они идут вниз. 7. Шофёр ставит
ящики на крыльцо, и от этого много шума.
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
                      себе; aan/trekken – одевать; de kleren (meervoud) – одежда; zich wassen –
                      умываться, мыться; vast - наверняка; het (/de) gordijn – занавеска, гардина;
                      dicht – закрытый, густой; ze zouden hier naar binnen kunnen kijken – они
                      смогли бы заглядывать сюда; ingepakt – упакованный; leunen – опереться,
                      высунуться; de duif – голубь; de buurman – сосед; die – отн. мест.: который,
                      которая, которые; de rand – край; meteen – сразу же; het krat ( в устной речи
                      чаще: de krat) – ящик (с ячейками для бутылок); de stoep – крыльцо; het la-
                      waai – шум, гам; voor de laatste keer – в последний раз.

                      2. Aanvullende woordenlijst:
                      wakker maken – будить; wekken – будить; de chauffeur – шофёр.

                      3. Goed of fout?
                      1. Marieke houdt veel van honden. 2. Daan staat altijd vroeg op. 3. Daan wast zich
                      niet iedere dag. 4. In de kamer van Daan en Marieke zijn de gordijnen dicht. Niemand
                      kan er naar binnen kijken. 5. De kratten worden zachtjes op de stoep gezet. 6. Mama
                      maakt voor de laatste keer in dit huis het avondeten klaar. 7. De melkauto maakt veel
                      lawaai.

                      4. Wederkerende werkwoorden:
                      ik            was me                     wij wassen ons
                      jij           wast je                    jullie wassen je
                      u             wast zich (/u)             u      wast zich (/u)
                      hij, zij, het wast zich                   zij wassen zich

                      5. Stel vragen over de tekst en antwoord erop:
                      1. Waarom, Marieke, verbaasd, zijn, als ze wakker wordt? 2. Waarom, de muren,
                      kaal, zijn? 3. Daan en Marieke, houden, de dieren, van? 4. Daan, slapen, graag,
                      lang? 5. Marieke, maken, wakker, Daan? 6. Waarom, Daan, zijn kleren, aan/trekken,
                      snel? 7. Waarom, zich wassen, Daan, niet, vandaag? 8. Wat, Daan en Marieke, zien
                      en horen, op, de straat? 9. Waarom, er, zijn, lawaai? 10. Wat, Marieke en Daan, doen,
                      voor de laatste keer, in, huis, hun?

                      6. Vertel de tekst na.

                      7. Vertaal in het Nederlands:
                      1. Марике рано просыпается, так как её семья сегодня переезжает в новый
                      дом. 2. Сначала она умывается, а потом [+она] одевается. 3. Дан ещё спит,
                      поэтому Марике будит его. 4. Дан быстро встаёт, так как [+он] не хочет
                      опоздать. 5. Он не умывается, но мама этого не замечает, так как у неё много
                      дел по дому. 6. Мама зовёт их, поэтому они идут вниз. 7. Шофёр ставит
                      ящики на крыльцо, и от этого много шума.

                                                                                                       35




PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com