ВУЗ:
Составители:
Рубрика:
36
19. VERHUIZEN
Er wordt gebeld. Ze zijn juist klaar met eten. “Daar zijn de verhuizers!” roept
Daan. Er komen twee mannen de trap op. Eйn man draagt een bos touw. En de
ander draagt een katrol.
“Wat is dat?” vraagt Marieke.
“Een hijsblok,” antwoordt de man. “Daar moet het touw door. Kijk maar! En
nu hang ik dit aan die hijsbalk. Dan hoeven we niet alles te dragen.”
Eйn voor ййn hangen ze alles aan het touw: de tafel, de bank, hun bedden. De
kleren gaan in kisten. Zoeff… daar gaat een kist.
Soms denkt Daan: “Nu valt het op straat kapot!” Maar er valt niets kapot.
Buiten staat nog een man. Die duwt de kisten naar de auto. Hij zet alles op de
laadklep. Dan maakt hij het touw weer los.
Daan en Marieke willen graag helpen. Ze dragen alles tot bij het raam. Ze
werken echt hard mee. Om tien uur is het huis leeg. De grote auto is vol.
Er staat nog ййn ding in de gang: de koffer van Daan en Marieke. Want zij
gaan nu op vakantie. Ze gaan naar opa en oma. Die hebben een kampeer-
huisje. Daar gaan ze slapen.
Papa en mama gaan niet mee. Ze hebben geen tijd. Zij moeten de nieuwe
woning verven en behangen. Ze doen alles zelf. Daarom gaan ze dit jaar niet
weg. Niemand vindt dat erg.
Daan en Marieke gaan graag naar oma en opa. En mama en papa zijn blij met
het nieuwe huis.
Er wordt weer gebeld. Daar is oma al. Ze komt hen halen. De kinderen nemen
afscheid.
“Geen domme dingen doen!” waarschuwt mam. Nog een dikke zoen voor
paps en daar gaan ze.
HUISWERK
1. Woordenlijst:
er wordt gebeld – звонят; klaar zijn (met) – закончить (что-л.), быть готовым;
de bos – связка; ander – другой; de katrol – тали, полиспас; het hijsblok –
подъёмный блок; de hijsbalk – подъёмная балка; ййn voor ййn – один за дру-
гим; de laadklep – погрузчик, погрузочный стол; het touw los/maken – отвя-
зать верёвку; hard werken – работать тяжело / как следует; de gang – коридор;
de koffer – чемодан; op (/met) vakantie gaan – уходить (/уезжать) в отпуск; de
opa – дедушка; de oma – бабушка; het kampeerhuisje – летний домик; mee/
gaan – идти (/уезжать) вместе (с кем-л.); ze hebben geen tijd – у них нет вре-
мени; verven – красить; behangen – оклеивать обоями; zelf – сам; het jaar –
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
19. VERHUIZEN
Er wordt gebeld. Ze zijn juist klaar met eten. “Daar zijn de verhuizers!” roept
Daan. Er komen twee mannen de trap op. Eйn man draagt een bos touw. En de
ander draagt een katrol.
“Wat is dat?” vraagt Marieke.
“Een hijsblok,” antwoordt de man. “Daar moet het touw door. Kijk maar! En
nu hang ik dit aan die hijsbalk. Dan hoeven we niet alles te dragen.”
Eйn voor ййn hangen ze alles aan het touw: de tafel, de bank, hun bedden. De
kleren gaan in kisten. Zoeff… daar gaat een kist.
Soms denkt Daan: “Nu valt het op straat kapot!” Maar er valt niets kapot.
Buiten staat nog een man. Die duwt de kisten naar de auto. Hij zet alles op de
laadklep. Dan maakt hij het touw weer los.
Daan en Marieke willen graag helpen. Ze dragen alles tot bij het raam. Ze
werken echt hard mee. Om tien uur is het huis leeg. De grote auto is vol.
Er staat nog ййn ding in de gang: de koffer van Daan en Marieke. Want zij
gaan nu op vakantie. Ze gaan naar opa en oma. Die hebben een kampeer-
huisje. Daar gaan ze slapen.
Papa en mama gaan niet mee. Ze hebben geen tijd. Zij moeten de nieuwe
woning verven en behangen. Ze doen alles zelf. Daarom gaan ze dit jaar niet
weg. Niemand vindt dat erg.
Daan en Marieke gaan graag naar oma en opa. En mama en papa zijn blij met
het nieuwe huis.
Er wordt weer gebeld. Daar is oma al. Ze komt hen halen. De kinderen nemen
afscheid.
“Geen domme dingen doen!” waarschuwt mam. Nog een dikke zoen voor
paps en daar gaan ze.
HUISWERK
1. Woordenlijst:
er wordt gebeld – звонят; klaar zijn (met) – закончить (что-л.), быть готовым;
de bos – связка; ander – другой; de katrol – тали, полиспас; het hijsblok –
подъёмный блок; de hijsbalk – подъёмная балка; ййn voor ййn – один за дру-
гим; de laadklep – погрузчик, погрузочный стол; het touw los/maken – отвя-
зать верёвку; hard werken – работать тяжело / как следует; de gang – коридор;
de koffer – чемодан; op (/met) vakantie gaan – уходить (/уезжать) в отпуск; de
opa – дедушка; de oma – бабушка; het kampeerhuisje – летний домик; mee/
gaan – идти (/уезжать) вместе (с кем-л.); ze hebben geen tijd – у них нет вре-
мени; verven – красить; behangen – оклеивать обоями; zelf – сам; het jaar –
36
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Страницы
- « первая
- ‹ предыдущая
- …
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- …
- следующая ›
- последняя »
