Lectuur voor beginners: Книга для домашнего чтения по нидерландскому языку. Пода И.З - 40 стр.

UptoLike

Составители: 

40
HUISWERK
1. Woordenlijst:
tot до; de kruimel - крошка; het zwembad - плавательный бассейн; dat отн.
мест.: которое; de vloer пол, настил, дно; het zand - песок; diep - глубокий;
het water вода; de bodem дно, почва, земля; na een poosje - через какое-то
время; de vis - рыба; op/slokken - проглотить; de plek место; de vinger
палец; de zakdoek - носовой платок; het gezicht - лицо; zacht тихий, мягкий;
kriebelen щекотать, царапать; de spriet - стебель; vast/grijpen - схватить; de
haak - крючок; redden - спасать; smeken - умолять; trakteren (op) - угощать;
vrij - свободный; bakken - печь; de patat - картофель; de kroket - 1. круглая
шоколадка, 2. рулет (рыбный, мясной, рисовый, яблочный); dol zijn (op) -
ужасно любить что-л.; iets anders - нечто другое; vet - жирный; de kost -
пища; vies - грязный (zijn handen / kleren zijn vies), невкусный (koude koffie
smaakt vies), выражающий брезгливость (een vies gezicht); smullen (van) -
лакомиться; vrolijk - весёлый, радостный.
2. Vertaal in het Russisch:
1. Hij ligt te slapen. 2. Ze zitten lekker te smullen. 3. Hij staat op de bus te wachten.
4. Daar smult hij van. 5. Hij zet een vies gezicht. 6. Ik trakteer u op een kopje koffie
(/ een glaasje wijn).
3. Stel vragen over de tekst en antwoord erop:
1. Waarnaartoe, ze, gaan? 2. Ze, achter, de balken, blijven? 3. Zijn, een vloer, er, van
steen? 4. Daan en Marieken, een beetje, zijn, bang? 5. Marieke, duiken, de bodem,
naar? 6. Wat,
ze, na een poosje, doen? 7. Waarom, ze, opa, niet, kunnen, zien?
8.
Hoe, wakker/maken, oma, hem? 9. Marieke en Daan, oma, helpen? 10. Wat, oma,
moeten, beloven? 11. Daan en Marieke, patat en kroketten, graag, eten? 12. Waarom,
opa, niet, houden, patat en kroketten, van?
4. Vertel de tekst na.
5. Vertaal in het Nederlands:
1. Автобус останавливается у плавательного бассейна. 2. Она умеет хорошо
печь. 3. Он ныряет в воду. 4. Его носовой платок снова грязный. 5. Этот
чай невкусный. 6. Песок мягкий. 7. Он ужасно любит конфеты (dol). 8. Я
хочу знать / рассказать нечто другое. 9. Они сидят и лакомятся пудингом.
Они его очень любят (dol, houden). 10. Она любит рыбу (graag). 11. Она
угощает нас вином.
6. Conversatie:
Je bent binnenkort (скоро) jarig. Je wilt je vrienden uitnodigen (приглашать). Wie
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
                      HUISWERK

                      1. Woordenlijst:
                      tot – до; de kruimel - крошка; het zwembad - плавательный бассейн; dat – отн.
                      мест.: которое; de vloer – пол, настил, дно; het zand - песок; diep - глубокий;
                      het water – вода; de bodem – дно, почва, земля; na een poosje - через какое-то
                      время; de vis - рыба; op/slokken - проглотить; de plek – место; de vinger –
                      палец; de zakdoek - носовой платок; het gezicht - лицо; zacht – тихий, мягкий;
                      kriebelen – щекотать, царапать; de spriet - стебель; vast/grijpen - схватить; de
                      haak - крючок; redden - спасать; smeken - умолять; trakteren (op) - угощать;
                      vrij - свободный; bakken - печь; de patat - картофель; de kroket - 1. круглая
                      шоколадка, 2. рулет (рыбный, мясной, рисовый, яблочный); dol zijn (op) -
                      ужасно любить что-л.; iets anders - нечто другое; vet - жирный; de kost -
                      пища; vies - грязный (zijn handen / kleren zijn vies), невкусный (koude koffie
                      smaakt vies), выражающий брезгливость (een vies gezicht); smullen (van) -
                      лакомиться; vrolijk - весёлый, радостный.

                      2. Vertaal in het Russisch:
                      1. Hij ligt te slapen. 2. Ze zitten lekker te smullen. 3. Hij staat op de bus te wachten.
                      4. Daar smult hij van. 5. Hij zet een vies gezicht. 6. Ik trakteer u op een kopje koffie
                      (/ een glaasje wijn).

                      3. Stel vragen over de tekst en antwoord erop:
                      1. Waarnaartoe, ze, gaan? 2. Ze, achter, de balken, blijven? 3. Zijn, een vloer, er, van
                      steen? 4. Daan en Marieken, een beetje, zijn, bang? 5. Marieke, duiken, de bodem,
                      naar? 6. Wat, ze, na een poosje, doen? 7. Waarom, ze, opa, niet, kunnen, zien?
                      8. Hoe, wakker/maken, oma, hem? 9. Marieke en Daan, oma, helpen? 10. Wat, oma,
                      moeten, beloven? 11. Daan en Marieke, patat en kroketten, graag, eten? 12. Waarom,
                      opa, niet, houden, patat en kroketten, van?

                      4. Vertel de tekst na.

                      5. Vertaal in het Nederlands:
                      1. Автобус останавливается у плавательного бассейна. 2. Она умеет хорошо
                      печь. 3. Он ныряет в воду. 4. Его носовой платок снова грязный. 5. Этот
                      чай невкусный. 6. Песок мягкий. 7. Он ужасно любит конфеты (dol). 8. Я
                      хочу знать / рассказать нечто другое. 9. Они сидят и лакомятся пудингом.
                      Они его очень любят (dol, houden). 10. Она любит рыбу (graag). 11. Она
                      угощает нас вином.

                      6. Conversatie:
                      Je bent binnenkort (скоро) jarig. Je wilt je vrienden uitnodigen (приглашать). Wie

                                                                                                           40




PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com