ВУЗ:
Составители:
Рубрика:
57
30. BIJ MENEER BAKKER
Meneer Bakker zit in zijn tuin en leest de krant. Mevrouw De Vries zegt vrolijk:
“Hier zijn twee werkers voor u. Ze hebben mij ook geholpen.”
“Zozo,” zegt meneer Bakker. “Waarmee dan wel?”
“Met de tuin, en keurig hoor!”
Meneer Bakker kijkt niet meer boos. “O, wat heerlijk,” zegt hij. “Ik kan toch
zo slecht bukken.”
“Nu kinderen, je hoort het,” zegt mevrouw De Vries. “Jullie zijn welkom, zie
je nu wel? Werk maar goed en tot ziens.”
Meneer Bakker vraagt of ze het bukwerk willen doen. Of ze de heg willen
knippen, onkruid wieden, dorre blaadjes plukken.
Daan en Marieke zijn niet meer bang. Ze snappen het nu wel. Met pijn kun je
niet vrolijk kijken. Ze werken flink door. Na een uurtje is alles klaar.
Meneer Bakker is heel blij. “Hier, jullie hebben het verdiend.” Weer krijgen
ze ieder een gulden. Daan maakt een sprong van blijdschap. “Hoera, we zijn
er! We hebben genoeg!” roept hij. “Genoeg voor een taart!”
Meneer Bakker begrijpt er niets van. Marieke legt hem alles uit: van mama’s
verjaardag, van de taart en dat alles nog geheim is.
Ineens vraagt Daan: “Komt u ook? Komt u op bezoek als mam jarig is?
Mevrouw De Vries komt ook.” Meneer Bakker wil best. “Als je moeder het
goed vindt,” zegt hij. “Dat weet ik zeker,” zegt Daan.
HUISWERK
1. Woordenlijst:
lezen – читать; de krant – газета; werker, de – работник; slecht – плохо(й);
bukken – наклоняться; welkom - добро пожаловать; de heg - (живая) изгородь;
knippen - стричь; wieden - полоть; dor - высохший; het blad (bladeren) – лист
(дерева); plukken – срывать, собирать; door/werken - продолжать работать;
flink: ~ werken - работать, как следует; hij maakt een sprong van blijdschap -
он подпрыгивает от радости; begrijpen - понимать: ik begrijp wat je bedoelt; ik
begrijp er niets van; we zijn er! - здесь: мы добились своего!; uit/leggen – объяс-
нять; als ze het goed vindt - если она не против; dat weet ik zeker - я это точно
знаю.
2. Antwoord op de volgende vragen:
1. Waar zit meneer Bakker? 2. Weten de kinderen nu waarom meneer Bakker altijd
niet vrolijk kijkt? 3. Wat voor werkjes mogen de kinderen voor hem doen? 4. Hoe
lang werken de kinderen? 5. Hoeveel geld verdienen ze deze keer? 6. Hebben ze nu
genoeg geld om een taart te kopen? 7. Wat kost de taart? Weet je dat nog? 8. Wat legt
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
30. BIJ MENEER BAKKER
Meneer Bakker zit in zijn tuin en leest de krant. Mevrouw De Vries zegt vrolijk:
“Hier zijn twee werkers voor u. Ze hebben mij ook geholpen.”
“Zozo,” zegt meneer Bakker. “Waarmee dan wel?”
“Met de tuin, en keurig hoor!”
Meneer Bakker kijkt niet meer boos. “O, wat heerlijk,” zegt hij. “Ik kan toch
zo slecht bukken.”
“Nu kinderen, je hoort het,” zegt mevrouw De Vries. “Jullie zijn welkom, zie
je nu wel? Werk maar goed en tot ziens.”
Meneer Bakker vraagt of ze het bukwerk willen doen. Of ze de heg willen
knippen, onkruid wieden, dorre blaadjes plukken.
Daan en Marieke zijn niet meer bang. Ze snappen het nu wel. Met pijn kun je
niet vrolijk kijken. Ze werken flink door. Na een uurtje is alles klaar.
Meneer Bakker is heel blij. “Hier, jullie hebben het verdiend.” Weer krijgen
ze ieder een gulden. Daan maakt een sprong van blijdschap. “Hoera, we zijn
er! We hebben genoeg!” roept hij. “Genoeg voor een taart!”
Meneer Bakker begrijpt er niets van. Marieke legt hem alles uit: van mama’s
verjaardag, van de taart en dat alles nog geheim is.
Ineens vraagt Daan: “Komt u ook? Komt u op bezoek als mam jarig is?
Mevrouw De Vries komt ook.” Meneer Bakker wil best. “Als je moeder het
goed vindt,” zegt hij. “Dat weet ik zeker,” zegt Daan.
HUISWERK
1. Woordenlijst:
lezen – читать; de krant – газета; werker, de – работник; slecht – плохо(й);
bukken – наклоняться; welkom - добро пожаловать; de heg - (живая) изгородь;
knippen - стричь; wieden - полоть; dor - высохший; het blad (bladeren) – лист
(дерева); plukken – срывать, собирать; door/werken - продолжать работать;
flink: ~ werken - работать, как следует; hij maakt een sprong van blijdschap -
он подпрыгивает от радости; begrijpen - понимать: ik begrijp wat je bedoelt; ik
begrijp er niets van; we zijn er! - здесь: мы добились своего!; uit/leggen – объяс-
нять; als ze het goed vindt - если она не против; dat weet ik zeker - я это точно
знаю.
2. Antwoord op de volgende vragen:
1. Waar zit meneer Bakker? 2. Weten de kinderen nu waarom meneer Bakker altijd
niet vrolijk kijkt? 3. Wat voor werkjes mogen de kinderen voor hem doen? 4. Hoe
lang werken de kinderen? 5. Hoeveel geld verdienen ze deze keer? 6. Hebben ze nu
genoeg geld om een taart te kopen? 7. Wat kost de taart? Weet je dat nog? 8. Wat legt
57
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
Страницы
- « первая
- ‹ предыдущая
- …
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- …
- следующая ›
- последняя »
