Lectuur voor beginners: Книга для домашнего чтения по нидерландскому языку. Пода И.З - 64 стр.

UptoLike

Составители: 

64
9. Я хочу тебя предупредить: не делай этого. 10. Не слушай (luisteren) её.
7. Conversatie:
1. Je moet naar St. Petersburg. Ga je er met de bus of met de trein naar toe? Waarom?
2. Je moet naar Nijmegen. Neem je dan de trein of het vliegtuig? Waarom?
35. DE ZWARTE JONGEN EN DE GIRAFFE
De zwarte jongen had een prachtvakantie bij zijn oma. Als hij dadels wilde
eten, hoefde hij de tuin maar in te gaan. Daar groeiden ook overal sinaas-
appels, bananen en ananas!
Maar sommige bomen waren te dik en te groot om in te klimmen. Hoe moest
hij toch bij al die lekkere vruchten komen?
Toevallig kwam er een giraffe voorbij en de zwarte jongen vroeg haar naast
de sinaasappelboom te gaan staan.
Toen klom hij op haar nek en zo kon hij bij de hoogste takken komen, waar de
grootste en lekkerste sinaasappels zaten.
HUISWERK
1. Woordenlijst:
zwart чёрный; de prachtvakantie прекрасные каникулы; de dadel финик;
groeien расти; de sinaasappel апельсин; de ananas ананас; toevallig
случайно, dat is ook toevallig! надо же, какое совпадение!; de giraffe (-n / -s)
жираф(а); voorbij/komen проходить мимо; gaan staan стать; de nek заты-
лок, шея; de tak ветка.
2. Aanvullende woordenlijst:
het probleem (-blemen) проблема, (dat is helemaal) geen probleem это (совсем)
не проблема; op/lossen решать; de hoofddoek головной платок.
3. Antwoord op de volgende vragen:
1.Wat deed de zwart
e jongen bij zijn oma? 2. Wat groeide er in de tuin
van oma?
3. Waarom kon de jongen niet bij de vruchten komen? 4. Hoe loste hij het probleem
op?
4. Vertel de tekst na.
5. Maak zinnen met de volgende woorden:
aardig (voor), nodig, besparen, aankijken, duiken, plonzen, spartelen, de vrucht, ver-
dienen, proberen, graag eten, houden (van).
PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com
                      9. Я хочу тебя предупредить: не делай этого. 10. Не слушай (luisteren) её.

                      7. Conversatie:
                      1. Je moet naar St. Petersburg. Ga je er met de bus of met de trein naar toe? Waarom?
                      2. Je moet naar Nijmegen. Neem je dan de trein of het vliegtuig? Waarom?


                                35. DE ZWARTE JONGEN EN DE GIRAFFE

                      De zwarte jongen had een prachtvakantie bij zijn oma. Als hij dadels wilde
                      eten, hoefde hij de tuin maar in te gaan. Daar groeiden ook overal sinaas-
                      appels, bananen en ananas!
                      Maar sommige bomen waren te dik en te groot om in te klimmen. Hoe moest
                      hij toch bij al die lekkere vruchten komen?
                      Toevallig kwam er een giraffe voorbij en de zwarte jongen vroeg haar naast
                      de sinaasappelboom te gaan staan.
                      Toen klom hij op haar nek en zo kon hij bij de hoogste takken komen, waar de
                      grootste en lekkerste sinaasappels zaten.

                      HUISWERK

                      1. Woordenlijst:
                      zwart – чёрный; de prachtvakantie – прекрасные каникулы; de dadel – финик;
                      groeien – расти; de sinaasappel – апельсин; de ananas – ананас; toevallig –
                      случайно, dat is ook toevallig! – надо же, какое совпадение!; de giraffe (-n / -s) –
                      жираф(а); voorbij/komen – проходить мимо; gaan staan – стать; de nek – заты-
                      лок, шея; de tak – ветка.

                      2. Aanvullende woordenlijst:
                      het probleem (-blemen) – проблема, (dat is helemaal) geen probleem – это (совсем)
                      не проблема; op/lossen – решать; de hoofddoek – головной платок.

                      3. Antwoord op de volgende vragen:
                      1.Wat deed de zwarte jongen bij zijn oma? 2. Wat groeide er in de tuin van oma?
                      3. Waarom kon de jongen niet bij de vruchten komen? 4. Hoe loste hij het probleem
                      op?

                      4. Vertel de tekst na.

                      5. Maak zinnen met de volgende woorden:
                      aardig (voor), nodig, besparen, aankijken, duiken, plonzen, spartelen, de vrucht, ver-
                      dienen, proberen, graag eten, houden (van).

                                                                                                        64




PDF created with pdfFactory Pro trial version www.pdffactory.com